Het landschap gleed voorbij terwijl de regen zachtjes tegen het raam van mijn wagon tikte. Onze wagon eigenlijk, want ik zat er niet alleen. Een man met grijze haren tuurde wat voor zich uit, een vrouw die mijn moeder had kunnen zijn, las een tijdschrift en een jongeman, niet ouder dan dertig, luisterde net als ik met een koptelefoon naar muziek. Er werd niet gepraat. De verschillen tussen ons waren te groot. Man en vrouw, jong en oud, en wie weet waarin verschilden we nog?
De trein stopte aan de eerste halte en de oude man stapte uit. De vrouw keek even op van haar tijdschrift en met z’n drieën keken we toe hoe hij het deurtje van de wagon achter zich sloot en uit de trein stapte. De vrouw ging verder met lezen, de jongen haalde zijn hand even door zijn blonde haren en ik ging verder met het bestuderen van de wijde wereld door het treinraampje.
De trein stopte nog aan twee haltes, maar zowel ik als mijn medereiziger bleven zitten. Lezen, staren, dromen. Vlak voor de vierde halte stond de blonde jongeman op, deed hij zijn jas aan en liet hij mij en de vrouw achter. Ze keek even op en richtte haar aandacht weer op haar tijdschrift. Ik vroeg me stilletjes af hoe interessant het leven van bekenden mensen zou kunnen zijn als je er een uur lang over kan lezen.
Aan de volgende halte had ze er genoeg van. Haar tijdschrift verdween in haar handtas, zij verdween uit de wagon. Ze liet me alleen in de wagon achter. De trein kwam voor een laatste keer op gang.
Plaats een reactie